met Bert Keizer en Minou Bosua
maandag 18 maart 2019
Verpleeghuisarts Bert Keizer ziet regelmatig kwetsbare mensen waar niemand voor opkomt. Die mensen kunnen het in de medische wereld zwaar hebben. Dan zou het zomaar kunnen zijn dat hij tegen een specialist in het ziekenhuis zegt: “Wat zijn jullie toch aan het doen met die man, geef hem maar aan mij!”.
Keizer start zijn lezing over Voltooid leven met benoemen wat hij als verpleeghuisarts noodzakelijk vindt om te doen en juist niet te doen, en wat hij ingewikkeld vindt aan vaak verleende zorg aan zieke, kwetsbare mensen. Aansluitend schetst hij de geschiedenis van de geneeskunst vanaf halverwege de 19e eeuw. “Je siddert als je die geschiedenis leest”, zeg hij.
Er volgt een beschrijving van revolutie na revolutie in de weg naar de huidige geneeskunde, die hij dan weer duidt met de uitspraak “Er liggen heel wat dooien langs de weg, met dit soort revoluties”. Daarmee doelt hij enerzijds op handelswijze en vormen van behandeling die vanuit het perspectief van nu ondenkbaar huiveringwekkend zijn, en anderzijds op kennis die al ver voordat die daadwerkelijk ingezet werd beschikbaar was.
Ik hang aan zijn lippen terwijl hij naadloos overgaat naar zijn thema van de avond, en de essentiële vraag benoemt: wat is een voltooid leven eigenlijk? Bert Keizer spreekt liever over “Lege hoge ouderdom”. Ik denk te begrijpen waarom hij die omschrijving prefereert, want ter afbakening van een diffuus en eindeloos terrein. En misschien, denk ik voor het eerst, kun je feitelijk pas spreken over een voltooid leven als iemand daadwerkelijk overleden is.
Ik leer dat de eerste publiekgemaakte euthanasie in Nederland plaats heeft gevonden enkele jaren voordat dat het mijn negentigjarige oma verboden werd om met de klassieke versterving haar leven te beëindigen. Terwijl mijn oma vond dat het wel genoeg geweest was organiseerden artsen voor haar sondevoeding. Zou zij onder zijn categorie “kwetsbare mensen waar niemand voor op komt” hebben kunnen vallen? In elk geval durfde niemand, inclusief zijzelf, het tegen de artsen op te nemen. Anderzijds lukte het de artsen ook niet om haar een verlenging van haar leven af te dwingen: hoewel ze in het ziekenhuis onder een streng regiem lag stierf mijn oma evenzogoed binnen een paar dagen. Ze had lang genoeg geleefd. In diezelfde vroege jaren zeventig hielp de huisarts Postma haar moeder vredig sterven, en kwam zij daar openlijk voor uit.
Onverwacht aan de lezing was de hoge concreetheid in alles wat Bert Keizer vertelde. Liefdevol en ter zake, en als toehoorder gun je ieder in dit stadium van leven een arts met deze milde scherpte en liefdevolle afwegingen over wel en niet noodzakelijk en verantwoord medisch handelen. En ook de schets van hoe langzamerhand het terrein van het begrip “voltooid leven” uitdijt en uitdijt is wederom doordrongen van diezelfde milde helderheid.
Je merkt door de hele lezing heen, en ook in de daarna volgende gespreksronde met het publiek, hoezeer alles wat deze man zegt vanuit de praktijk is doordacht, is afgewogen, en uiteindelijk weer teruggebracht naar diezelfde praktijk. Dat Bert Keizer sprak voor een uitverkochte zaal, met wachtenden in de foyer voor – wellicht – toch nog een plek is dan ook volstrekt logisch. Wat deze man zegt heeft relevantie voor ons allemaal – we zijn met velen die huiveren voor, zoals Bert Keizer het noemde, de roestvrijstalen geneeskunde.
Over de auteur
Trees Steeghs ontwerpt, organiseert en verzorgt multidisciplinair cultuuronderwijs waarin taal centraal staat. De betekenis die het maken en ervaren van kunst in het dagelijkse bestaan kan hebben, praktisch, en theoretisch, is daarin altijd belangrijk.