met Emma Trijsburg, David de Boer, David Cok, Mathieu Verver en Gijs Visser
maandag 11 april 2022
De spanning in Zaal 3 is voelbaar als ik binnenkom om mijn plekje achterin te zoeken. Met mijn pen in de hand kijk ik toe hoe vijf jonge filosofen in spe ijsberen met velletjes papier tussen hun vingers geklemd. Vanavond zullen zij, onder begeleiding van hun docenten publieksfilosofie Daan Roovers en Marli Huijer voor het eerst in de rol van filosoof contact maken met een publiek – een vijfvoudig debuut.
In lijn met de Maand van de Filosofie staat deze avond in het teken van het thema ‘intieme vreemden’. Vandaag zullen de denkers de relatie tussen het menselijke verlangen naar intimiteit en tegelijk het verlangen naar afstand en autonomie onder woorden proberen te denken. Deze relatie, zo legt Daan Roovers uit, kan aan de hand van Sartres’ terminologie ook gezien worden als de relatie tussen jezelf ervaren als subject of object. Zo definieert hij schaamte als de realisatie dat je een object bent in de blik van een ander.
Deze blik van de ander kan wel of niet bij je passen, als die past bij de manier waarop jij jezelf ziet en ervaart dan voelt dat goed, vult Marli Huijer aan. Maar als deze subjectiviteit en objectiviteit niet bij elkaar passen dan ontstaat er een gevoel van vervreemding. Die zet een zoektocht in gang naar een gevoel van thuis voelen in de wereld en in het leven.
Die zoektocht hangt samen met de vorming van de eigen identiteit, met de balans tussen binnenwereld en buitenwereld. Zo vraagt Emma Trijsburg zich bijvoorbeeld aan de hand van Simone de Beauvoir af wat je moet met die blik van de ander die weigert jou als vrij mens te zien. Hoe kun je bijvoorbeeld vrij zijn en je thuis voelen in een wereld waarin anderen bepalen wie je bent? Volgens De Beauvoir zijn wij mensen in wezen vrij, en daarmee ook verantwoordelijk om zelf betekenis aan onze identiteit te geven. Het is een bedacht construct dat houvast biedt, maar wij moeten daar zelf invulling aan geven om een tegenwicht te bieden aan de blik van de ander.
Dat dat nog niet zo makkelijk is wordt duidelijk in de voordracht van David de Boer. In de woorden van Zygmunt Bauman leven we namelijk in een ‘vloeibare moderniteit’, die gekenmerkt wordt door constante verandering. Sociale media dragen daaraan bij. Via allerlei platforms en apps hebben we in plaats van beste vrienden steeds meer intieme vreemden. Fysiek contact en echte intimiteit worden verdrongen door vluchtige relaties en vergankelijke ervaringen in een zoektocht naar beter, mooier en méér. Hierdoor kunnen we vervreemd raken van de wereld en onszelf.
Die versnelling en veranderlijkheid zorgt ook voor permanente onrust, 1 op de 7 mensen kampt met een burn-out, vertelt David Cok. Volgens Augustinus en Pascal kon die onrust alleen gestild worden door je hart aan God toe te vertrouwen, maar hoe moet dat nu Nietzsche heeft verklaard dat God dood is? Volgens de Rotterdamse filosoof Awee Prins is verveling de grondstemming van de seculiere tijd. We hebben meer vrije tijd dan ooit, maar raken meer en meer vervreemd door alle mogelijkheden die dit ons biedt. Maar is die verveling en bijbehorende onrust per se slecht? Wat als dit onverhoopt de drijvende kracht van de vooruitgang is, vraagt Cok zich af. Misschien moeten we deze onrust accepteren en leren daarmee om te gaan door het onderscheid tussen zinvol en zinloos opnieuw te leren maken.
Tegenwoordig stilt het grootste deel van de mensen hun onrust niet meer aan de hand van religie, maar eerder door media en entertainment. Waarom gelden er dan nog privileges voor religieuze genootschappen, zoals we tijdens de coronacrisis hebben kunnen zien, vraagt Mathieu Verver zich af. Volgens verlichtingsfilosoof John Locke mag de wet zich helemaal niet bemoeien met religie. Oprecht geloof is niet op te leggen door een ander, van buitenaf, het is een interne overtuiging.
Maar volgens Gijs Visser moeten we het onderscheid tussen individu en omgeving afschaffen, ze vloeien in elkaar over door wederzijdse beïnvloeding. In de woorden van Félix Guattari is de vraag niet meer ‘wie ben ik?’ maar enkel ‘hoe kom ik tot stand’. Hij ziet de mens als het product van allerlei krachten die op ons inwerken en ons verschillende kanten op trekken, we zijn een verstrooid samenraapsel. Ook het niet menselijke, de technologie waar we ons mee omringen, is onderdeel geworden van wie wij zijn. Op deze manier kan je nooit van jezelf vervreemden want je bent constant in de maak, elke nieuwe ervaring bouwt mee aan je wording. Deze wirwar en invloeden en krachten die aan ons trekken brengt echter de behoefte aan een stabiel zelfbeeld met zich mee, wat Guattari ons ‘refrein’ noemt. Iets herkenbaars, waar we op terug kunnen vallen.
Blijven we in de woorden van Paul Verhaeghe, essayist van deze Maand van de Filosofie, dan toch altijd onderhevig aan de tegenstrijdige verlangens van intimiteit en autonomie, van nabijheid en afstand, chaos en orde? Zijn die twee misschien noodzakelijk om onze plaats in de wereld te kunnen bepalen en onze identiteit vorm te geven? En blijven we op die manier dan ook altijd de beste intieme vreemden van onszelf?
Over de auteur
Sophia van Tol studeerde Wijsbegeerte in Utrecht (Ba) en Filosofie en Maatschappij in Groningen (Ma). Momenteel is zij werkzaam als redacteur voor de Internationale School voor Wijsbegeerte waar zij boeken redigeert en nieuw verschenen filosofieboeken recenseert.